Ik krijg een operatie bij baarmoederhalskanker en wil nog kinderen

In het kort

  • Voor de operatie bespreekt u met de gynaecoloog of u nog kinderen wilt.
  • Samen beslist u welke operatie het beste bij uw situatie past.
  • Er zijn 2 operaties waarbij u nog kinderen kunt krijgen:
    • een operatie waarbij de gynaecoloog een stukje van de baarmoederhals weghaalt (conisatie)
    • een operatie waarbij de gynaecoloog de hele baarmoederhals weghaalt, samen met het weefsel eromheen en het bovenste deel van de vagina (trachelectomie)

Wat is baarmoederhalskanker?

Bij baarmoederhalskanker groeit er een gezwel van kankercellen in uw baarmoederhals. Dit heet een tumor. De baarmoederhals is het smalle deel van de baarmoeder. Het zit onderaan de baarmoeder.

Er kunnen cellen van de tumor ergens anders in het lichaam komen, meestal in de lymfeklieren onder in de buik (het bekken). Dit zijn uitzaaiingen. Soms komen er uitzaaiingen in andere delen van het lichaam. Zoals de longen, de lever of de botten.

De oorzaak van baarmoederhalskanker is een virus (HPV).

Elk jaar krijgen in Nederland ongeveer 900 vrouwen baarmoederhalskanker. De meeste vrouwen met baarmoederhalskanker zijn tussen de 35 en 45 jaar.

Kan ik nog kinderen krijgen na een operatie bij baarmoederhalskanker?

Er zijn bij baarmoederhalskanker 3 operaties mogelijk. Of u nog kinderen kunt krijgen, hangt af van de operatie die u krijgt.

Welke operatie u krijgt, hangt bijvoorbeeld af van uw leeftijd, hoe groot de tumor is en of u nog graag kinderen wilt. De gynaecoloog vertelt u wat de risico’s en de voordelen en de nadelen van de operaties zijn. Samen beslist u welke operatie het beste bij uw situatie past.

U kunt ook advies vragen aan een gynaecoloog die is gespecialiseerd in vruchtbaarheid. Die kan u uitleggen welke mogelijkheden er zijn.

Operaties waarna u nog kinderen kunt krijgen

  • een stukje van de baarmoederhals weghalen (conisatie)
    Deze operatie kan als de kanker alleen nog in de baarmoederhals zit (stadium 1).
    De baarmoeder blijft zitten. Na de operatie kunt u nog zwanger worden.
  • de hele baarmoederhals weghalen, samen met het weefsel eromheen en het bovenste deel van de vagina weg (trachelectomie)
    Deze operatie kan alleen als u geen uitzaaiingen in de lymfeklieren heeft en de tumor kleiner is dan 4 centimeter.
    Als de tumor te groot is, kunt u voor de operatie misschien chemotherapie krijgen. Deze behandeling kan de tumor kleiner maken zodat u toch geopereerd kunt worden.
    De baarmoeder blijft zitten. Na de operatie kunt u nog zwanger worden. Er zijn vaak wel vruchtbaarheids-behandelingen nodig. Een bevalling moet na deze operatie altijd met een keizersnee.

Operatie waarna u geen kinderen meer kunt krijgen

Hoe gaat een operatie waarbij de gynaecoloog een stukje van uw baarmoederhals weghaalt (conisatie)?

  • U krijgt voor de operatie een ruggenprik of narcose. Bij een ruggenprik voelt u geen pijn in uw onderlichaam. U bent wel wakker. Bij een narcose voelt u geen pijn en slaapt u.
  • De operatie gaat via de vagina.
  • De gynaecoloog snijdt een stukje van de baarmoederhals weg.
  • Soms haalt de gynaecoloog bij de operatie ook de lymfeklieren onder in uw buik (bekken) weg.
    Bij sommige tumoren is de kans op uitzaaiingen in de lymfeklieren wat groter. Als dat bij u zo is, dan haalt de gynaecoloog bij de operatie ook alle lymfeklieren in het bekken weg. Een arts (patholoog) onderzoekt na de operatie of er kankercellen in de lymfeklieren zitten. Als dat zo is, dan kan de gynaecoloog u bestraling adviseren.
  • U kunt meestal dezelfde dag weer naar huis.

Na de operatie heeft u 1 tot 3 weken last van bloedverlies uit de vagina. Dit is normaal.
U wordt nog gewoon ongesteld. U kunt ook zwanger worden.

Bijwerkingen en gevolgen van de operatie

Deze operatie geeft bijna nooit problemen. Bijwerkingen en gevolgen zijn:

  • een bloeding van de wond
    Bel naar het ziekenhuis als u meer bloed verliest dan wanneer u ongesteld bent.
  • moeilijker zwanger worden
    Na een behandeling maakt de baarmoederhals soms minder slijm aan. Zwanger worden kan dan moeilijker gaan. Dit komt bijna nooit voor.
  • een iets grotere kans dat een baby te vroeg geboren wordt
    Daarom krijgt u bij een zwangerschap vaker controles in het ziekenhuis.
  • smallere ingang van de baarmoederhals door kleine littekens
    Daardoor kunt u meer buikpijn hebben als u ongesteld bent. Dit komt heel weinig voor.
  • Als uw lymfeklieren zijn weggehaald kunt u last krijgen van dikke benen, een dikke buik of dikke schaamlippen. Dit komt door vocht dat niet goed wordt afgevoerd. Dit heet lymf-oedeem. Een oedeem-therapeut kan u dan helpen.

Hoe gaat een operatie waarbij de gynaecoloog uw hele baarmoederhals weghaalt (trachelectomie)?

De operatie gaat zo:

  • U krijgt een narcose voor de operatie. Dat betekent dat u slaapt en geen pijn voelt. U krijgt ook een ruggenprik.
  • De gynaecoloog haalt alle lymfeklieren onder in uw buik (bekken) weg.
  • De gynaecoloog haalt de hele baarmoederhals en het weefsel daar omheen weg. Dat kan via de vagina of door een snee in de buik. Ook haalt de arts het bovenste (diepste) deel van de vagina weg. De vagina wordt dus korter.
  • De arts maakt de vagina vast aan de baarmoeder.
  • Een groot deel van de baarmoederhals is weg. De gynaecoloog kan het onderste deel van de baarmoeder sterker maken met een bandje. Dit heet cerclage. Dit maakt de kans kleiner dat u te vroeg ontsluiting krijgt als u zwanger wordt.
  • Na de operatie blijft u een paar dagen in het ziekenhuis.

Bijwerkingen en gevolgen van de operatie

  • dikke benen, een dikke buik of dikke schaamlippen
    Dit komt door het weghalen van de lymfeklieren. Dit heet lymf-oedeem. Een oedeem-therapeut kan u dan helpen.
  • een kortere vagina
    U kunt nog wel vrijen, maar het kan anders voelen.
  • problemen met plassen
    Soms werkt de blaas na de operatie minder goed. U voelt niet meer goed wanneer u moet plassen of u kunt uw blaas niet goed leegplassen.
  • grotere kans dat een baby te vroeg geboren wordt

Daarom krijgt u bij een zwangerschap veel controles in het ziekenhuis.

Hoe gaat het verder na de operatie bij baarmoederhalskanker?

De tumor en de lymfeklieren die zijn weggehaald bij de operatie worden onderzocht. Na ongeveer 5 tot 10 dagen krijgt u de uitslag van dat onderzoek. De uitslag is belangrijk. U hoort of u nog meer behandelingen nodig heeft.

Baarmoederhalskanker kan terugkomen. Daarom blijft u onder controle bij de gynaecoloog. De gynaecoloog maakt een paar keer per jaar een uitstrijkje. Als baarmoederhalskanker terugkomt, kunt u weer behandeld worden.

Tijdens de controles kunt u de gynaecoloog vertellen hoe het met u gaat. De behandeling van baarmoederhalskanker kan grote gevolgen hebben, zoals problemen met seks, relaties, werk, moeheid die niet overgaat of psychische klachten.

  • Praat hierover met uw huisarts of de arts in het ziekenhuis.
  • Bij problemen kan de arts u doorsturen naar bijvoorbeeld een seksuoloog of psycholoog.
  • Het kan ook helpen om erover te praten met andere vrouwen met baarmoederhalskanker. U vindt die via Stichting Olijf.
  • U kunt ook praten met andere vrouwen die moeilijk zwanger worden na de behandeling van kanker. U kunt ze leren kennen via Freya.

Wanneer bel ik het ziekenhuis na een operatie van baarmoederhalskanker?

Bel met het ziekenhuis waar u geopereerd bent als u 1 of meer van deze dingen voor u kloppen:

  • De wond blijft bloeden.
  • U verliest meer bloed via uw vagina dan wanneer u ongesteld bent.
  • U heeft koorts hoger dan 38,5 graden.
  • De wond (of het gebied eromheen) is rood en dik.
  • U maakt zich zorgen.

Meer informatie over baarmoederhalskanker

  • Voor meer informatie kijkt u bij Stichting Olijf.
    U kunt via deze stichting ook andere vrouwen leren kennen die baarmoederhalskanker hebben of hebben gehad.
  • Meer informatie vindt u ook op kanker.nl.
  • Informatie voor vrouwen met kanker die nog kinderen willen: Freya.
  • Wat andere mensen vinden van een ziekenhuis of gynaecoloog: Zorgkaart Nederland.

We hebben deze tekst gemaakt met de richtlijn voor artsen over baarmoederhalskanker.


Laatst herzien op 2022-03-03.

Meer onderwerpen