SSRI komen via de placenta bij je baby. Dit kan drie gevolgen hebben voor je baby.
Aangeboren afwijking
Door het gebruik van SSRI tijdens de zwangerschap kan er een gaatje in het tussenschot van het hart ontstaan. Dit gebeurt bij 0,5-1% van alle kinderen van moeders die SSRI gebruiken tijdens de zwangerschap. In de meeste gevallen is hiervoor geen behandeling nodig en groeit het gaatje vanzelf dicht. In enkele gevallen sluit het gaatje niet en is er een operatie nodig om het gaatje dicht te maken. Dit gebeurt als het kindje ouder is. Het resultaat van zo’n operatie is meestal goed.
Ademhalingsproblemen
Je baby kan direct na de geboorte problemen met ademen krijgen. Dit komt door het langdurige gebruik van de SSRI. Vaak is het voldoende om een kindje na de geboorte extra zuurstof te geven en een dag langer in het ziekenhuis te houden. Sommige kinderen hebben meer hulp nodig bij het ademen en worden opgenomen op de kinderafdeling.
Ontwenningsverschijnselen
Je baby is in de buik gewend geraakt aan de medicijnen. Na de geboorte krijgt je baby plotseling geen medicijnen meer. Je baby kan daardoor last krijgen van ontwenningsverschijnselen, zoals
- minder goed drinken
- snel schrikken en meer huilen
- trillerig zijn
- verhoogde spierspanning
- slecht slapen
- zeer weinig bewegen en weinig actief zijn
- temperatuur lager dan 36,5 graden Celsius
- kreunende ademhaling
- minder plassen
Een op de drie baby’s waarvan de moeder SSRI’s gebruikt tijdens de zwangerschap krijgt hier last van. De dosering van de medicijnen heeft geen effect op de klachten van de baby.
De klachten kunnen een paar dagen duren. Ze verdwijnen meestal zonder behandeling. Je baby houdt er niets aan over, voor zover bekend.