Om ongesteld te kunnen zijn, moet een meisje begonnen zijn met de puberteit. Daarbij moeten haar hersenen hormonen sturen naar de eierstokken en de baarmoeder (de voortplantingsorganen). Deze hormonen zorgen ervoor dat de baarmoeder een slijmvlieslaag (endometrium) opbouwt en dat de eierstokken een eicel loslaten (de eisprong=ovulatie). Tijdens de ongesteldheid laat de baarmoeder deze slijmvlieslaag los, deze verlaat samen met wat bloed het lichaam via de vagina gedurende een week. Stress, wisseling in gewicht (dikker worden of veel afvallen) en andere ziekten kunnen deze hormonen beïnvloeden.
Andere oorzaken, die zorgen voor weg blijven van de ongesteldheid zijn:
- Zwangerschap (meisjes worden niet ongesteld als ze zwanger zijn)
- Stress / spanningen
- (te) veel sporten
- Eetstoornissen, te dun zijn
- Obesitas, te dik zijn (overgewicht)
- Polycysteus Ovarium Syndroom (zie de aparte folder over dit onderwerp)
- Andere problemen met hormonen (=endocrinologische problemen), waaronder schildklierziekten
- Langdurige (Chronische) ziekten, bijvoorbeeld suikerziekte
- Sommige medicijnen
- Aangeboren afwijkingen van baarmoeder of vagina
Soms zijn de eierstokken niet in staat om hormonen aan te maken door een erfelijke oorzaak, na behandeling van kanker of om andere redenen.